-
1 na
na1〈 bijwoord〉♦voorbeelden:allen op één na • tous sauf unde goeden niet te na gesproken • à l'exception des bonser twee huizen op na houden • posséder deux maisons→ link=lang lang————————na2〈 voorzetsel〉1 après♦voorbeelden:na een jaar • un an aprèsna drie uur • après trois heuresna elkaar • l'un après l'autrena u! • après vous! -
2 achter
achter1〈 bijwoord〉1 [aan de achterkant] derrière2 [m.b.t. tijd; in achterstand] en retard3 [aan het eind] au bout de♦voorbeelden:hij woont driehoog achter • il habite au troisième, côté cour〈 figuurlijk〉 daar zit, steekt, schuilt iets achter • il y a qc. là-dessousachter in de tuin • au fond du jardinuw horloge loopt achter • votre montre retardeachter raken • perdre du terrainachter zijn • être en arrière————————achter2〈 voorzetsel〉1 [m.b.t. plaats] derrière2 [m.b.t. tijd] après♦voorbeelden:achter haar man om • à l'insu de son mariachter elkaar • l'un derrière l'autreachter elkaar staan voor een loket • faire la queue devant un guichet5 dagen achter elkaar • 5 jours de suiteik ben er achter! • j'y suis! -
3 achter elkaar
-
4 bezoeker na bezoeker
bezoeker na bezoeker -
5 na elkaar
na elkaar -
6 stuk voor stuk werden de onderdelen vervangen
stuk voor stuk werden de onderdelen vervangenDeens-Russisch woordenboek > stuk voor stuk werden de onderdelen vervangen
-
7 stuk
stuk1〈 het〉5 [aantrekkelijke vrouw, man] (beau) morceau♦voorbeelden:een stuk met iemand meelopen • faire un bout de chemin avec qn.de stukken opvegen • balayer les morceauxwerken dat de stukken er af vliegen • travailler d'arrache-piediets aan stukken slaan, gooien • mettre qc. en morceauxin, aan, bij stukken en brokken • fait de pièces et de morceauxiets in stukken scheuren • déchirer qc. en morceauxiets in drie stukken verdelen • diviser qc. en trois morceauxin stukken vliegen • voler en éclatseen stuk uit een boek voorlezen • lire un passage d'un livreeen stuk van haar leven • une partie de sa vieeen pond biefstuk aan één stuk • une livre de bifteck en un seul morceauaan één stuk doorpraten • parler sans interruptionuit één stuk vervaardigd • d'un seul morceaueen stuk beter • beaucoup mieuxmijn klas is een heel stuk voor • ma classe a pris une bonne avancezij is een stuk afgeslankt • elle a pas mal maigridat zou ons een stuk verder brengen • ça nous avancerait pas maliemand met stukken slaan • surpasser qn. de loinop geen stukken na • en aucune manièreeen stuk speelgoed • un jouetop stuk werken • travailler à la piècetwee gulden per stuk • deux florins pièceper stuk verkopen • vendre à la piècestuk voor stuk werden de onderdelen vervangen • les pièces ont été remplacées l'une après l'autrehet zijn stuk voor stuk deugnieten • ce sont des vauriens, tous tant qu'ils sonteen tientje het stuk • dix florins piècetwintig stuks koeien • vingt vacheseen stuk of tien appels • une dizaine de pommesgeef me maar een stuk of wat schroeven • donne-moi quelques viseen ongefrankeerd stuk • un envoi postal non affranchieen stukje over dit onderwerp • un petit article sur ce sujet7 de ingekomen stukken • le courrier ‘arrivée’iets met de stukken kunnen bewijzen • pouvoir prouver qc. pièces à l'appuize spelen een nieuw stuk • ils jouent une nouvelle pièceeen broek met stukken • un pantalon rapiécéhij had stukken op zijn ellebogen • ses manches étaient rapiécées aux coudeseen stuk verdriet • un vrai poisoneen misselijk stuk vreten • un type écoeuranteen lui stuk vreten • un tire-au-flancop zijn stuk staan • rester ferme dans son opinionop zijn stuk blijven staan • persévérer (dans son opinion)iemand van zijn stuk brengen • déconcerter qn.een stuk in zijn kraag hebben • avoir un verre dans le nez————————stuk21 [aan stukken; defect] cassé2 [onder de indruk, ingenomen met] bouleversé♦voorbeelden:de klok is stuk • la pendule ne marche plusde automaat is stuk • l'appareil distributeur est en panneeen boek stuk lezen • abîmer un livre (à force de le lire)iets stuk slaan • démolir qc.het kopje viel stuk • la tasse s'est cassée (en tombant)helemaal stuk van iets zijn • être tout bouleversé par qc. -
8 dan
dan1〈 bijwoord〉1 [op dat tijdstip] alors2 [daarna, daarbij] puis3 [bijwoord van voorwaarde] 〈 wordt niet vertaald〉♦voorbeelden:2 eerst werken, dan spelen • d'abord le travail, ensuite le jeuhij heeft twee huizen in de stad en dan nog één buiten • il a deux maisons à la ville et une autre à la campagneen dan? • et alors?3 als de trein niet rijdt, dan kan ik niet komen • s'il n'y a pas de trains, je ne peux pas venir〈 in een gebiedende zin〉 ga dan toch aan je werk! • mets-toi donc au travail!hebben dan alle getuigen gelogen? • tous les témoins auraient donc menti?ook goed, dan niet • eh bien, comme tu veuxdie schrijver had dan toch (maar) veel succes • n'empêche que cet auteur a eu beaucoup de succèsen wat dan nog? • et alors?————————dan2〈 voegwoord〉3 [na een ontkennende zin] que5 [of] ou (bien)♦voorbeelden:dat boek kost meer dan honderd frank • ce livre coûte plus de cent francshet is prettiger iets ineens af te werken, dan dat men er nog eens voor terug moet komen • il est plus agréable de finir quelque chose que de devoir y revenir une autre foisdat is anders dan je zegt • c'est différent de ce que tu disis het feest morgen dan wel overmorgen? • la fête est demain ou (bien) après-demain? -
9 dag
dag1〈de〉♦voorbeelden:de dag van de mensenrechten • la Journée des Droits de l'Hommedag en nacht • jour et nuithet nieuws van de dag • les nouvelles du jourdat tafeltje heeft zijn beste dagen gehad • cette petite table a fait son tempsde hele dag • toute la journéede jongste dag • le jour du jugement dernierbij klaarlichte dag • en plein jouropen dag • journée (des) portes ouvertesde oude dag komt met gebreken • les misères viennent avec l'âgehij wordt een dagje ouder • il se fait vieuxeen vrije dag • un jour de congéeen dagje bij vrienden doorbrengen • passer une journée chez des amishij heeft vandaag zijn dag niet • ça n'est pas son jourdie dag hoop ik nog te beleven • j'espère vivre ce jour-làhet wordt dag • le jour se lèvewelke dag hebben wij nu? • quel jour sommes-nous?dag in dag uit • jour après jourhet is kort dag • il nous reste peu de tempshet is lang dag • le jour est longvandaag de dag • à l'heure actuellehet is morgen vroeg dag • il faudra se lever tôt demaindag aan dag • jour après jourmoed aan de dag leggen • faire preuve de couragebij dag • pendant la journéein mijn dagen • de mon tempsin de dagen van het schrikbewind • au temps de la Terreurmet de dag veranderen • changer de jour en jourhet wordt met de dag slechter • cela s'aggrave de jour en jourde dag na • le lendemain detwee dagen na • le surlendemain devan de ene dag op de andere • du jour au lendemainop een (goede) dag • un (beau) jourop de dag dat • le jour oùop de dag af negen maanden na … • neuf mois, jour pour jour, après …ten eeuwigen dage • à (tout) jamaisik weet het nog als de dag van gisteren • je m'en souviens comme si c'était hierde dag voor • le veille detwee dagen voor • l'avant-veille devoor dag en dauw • à l'aubemet een voorstel voor de dag komen • lancer une propositionhij haalde zijn pistool voor de dag • il sortit son revolverzo kan ik niet voor de dag komen • je ne suis pas présentabledat is zo klaar als de dag • c'est clair comme le jourde dag der dagen • le jour J〈 spreekwoord〉 elke dag een draadje is een hemdsmouw in het jaar • petit à petit l'oiseau fait son nid〈 spreekwoord〉 hoe later op de dag, hoe schoner het volk • ±bienvenue aux combattants de la dernière heure!————————dag21 [begroeting] bonjour!2 [afscheidsgroet] au revoir!♦voorbeelden:dag zeggen • dire bonjour〈 figuurlijk〉 ja dag! • tu peux toujours courir!dáág! • ciao! -
10 hollen
♦voorbeelden:achter iemand aan hollen • courir après qn.de verslaggevers holden achter de gebeurtenissen aan • les reporters n'arrivaient pas à suivre les événementsik moet van het ene karwei naar het andere hollen • je m'essouffle à galoper d'un travail à l'autre -
11 verder
1 [wat rest van] qui reste de2 [nader; overig] autre♦voorbeelden:2 iemands verdere bevelen afwachten • attendre de nouveaux ordres de qn.zijn er nog verdere mededelingen gedaan? • a-t-on donné des informations complémentaires?II 〈 bijwoord〉1 [vergrotende trap van ver] plus loin2 [vervolgens] ensuite3 [voorts] de plus4 [voor de rest, overigens] du reste5 [m.b.t. het voortzetten van de handeling] davantage♦voorbeelden:niet verder komen dan iets • en rester à qc.het onderzoek verder uitbreiden • pousser plus loin ses rechercheszie verder • voir ci-dessous2 hoe ging het verder? • qu'est-ce qui s'est passé ensuite?3 verder verklaarde zij … • elle a ajouté …4 is er verder nog iets? • y a-t-il encore autre chose?verder kan ik niets doen • je ne peux rien faire de plusverder verandert er niets • pour le reste, rien ne changezonder zich verder zorgen te maken • sans plus se soucier de rien→ link=neus neusverder lezen • continuer à lire¶ veel plezier verder! • amusez-vous bien!〈 pejoratief〉 iets verder vertellen • répéter qc. -
12 feit
♦voorbeelden:een voldongen feit • un fait accomplide verdachte heeft het feit bekend • le suspect a reconnu les faitszich bij een voldongen feit neerleggen • s'incliner devant le fait accomplide feiten spreken voor zichzelf • les faits parlent d'eux-mêmesiemand voor een (voldongen) feit stellen • mettre qn. devant le fait accompliin feite • en fait -
13 pas
pas1I 〈de〉♦voorbeelden:een veerkrachtige pas • un pas soupleiemand de pas afsnijden • couper la route à qn.de pas inhouden • ralentir le paser flink de pas inzetten • y aller d'un pas gaillardpas op de plaats maken • piétiner sur placezijn pas versnellen • presser le pastwee passen hier vandaan • à deux pas d'iciII 〈 het〉♦voorbeelden:in iets te pas komen • être nécessaire (à)jouw gedrag komt hier niet te pas • ton attitude est déplacéevan pas • opportunjuist van pas komen, te pas komen • 〈 op het goede tijdstip〉 tomber à pic; 〈 gelegen komen〉 venir au bon momentniet van pas • hors de proposdat zou uitstekend van pas komen • cela nous arrangerait biendat geeft geen pas • cela ne se fait pas————————pas25 [in nog hogere mate] 〈 onderwerp〉 voilà qui; 〈 lijdend voorwerp〉 voilà ce que, ça, c'est du, de la 〈+ zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:werktuigdelen pas maken • ajuster des pièceshet pas getrouwde stel • les jeunes mariéshij is pas aangekomen • il vient d'arriverik heb hem pas nog gezien • je l'ai vu l'autre jour encorezo pas • à l'instanthet is pas tien uur • il n'est que dix heureshet is pas een jaar geleden • il y a un an seulementwe zijn pas in Utrecht • nous ne sommes qu'à Utrechtdan pas • alors seulementzij is vanavond pas aangekomen • elle est seulement arrivée ce soirpas toen hij weg was begreep ik … • ce n'est qu'après son départ que j'ai compris …5 dat is pas lekker! • voilà qui est bon!dat is pas hard werken! • c'est ce qui s'appelle travailler! -
14 voorgaan
1 [voor iemand gaan] précéder2 [de prioriteit hebben] passer avant3 [m.b.t. een uurwerk] avancer♦voorbeelden:iemand laten voorgaan • laisser passer qn.iemand in het goede voorgaan • donner le bon exemple à qn.〈 figuurlijk〉 iemand naar een betere wereld voorgaan • précéder qn. dans l'autre mondegaat u voor! • après vous!〈 spreekwoord〉 goed voorgaan doet goed volgen • qui prêche d'exemple, prêche au coeur -
15 zitten
1 [algemeen] être2 [+ onbepaalde wijs][bezig zijn met] être en train de3 [m.b.t. kleding] aller4 [+ op][lid zijn van, beoefenen] faire (de qc.)5 [gevangen gehouden worden] faire de la taule♦voorbeelden:het blijft niet zitten • cela ne tient paser eens voor gaan zitten • 〈 ergens werk van maken〉 s'y mettre; 〈 de tijd nemen〉 prendre son temps (pour)hoe zit dat in elkaar? • 〈 juiste toedracht〉 qu'est-ce qu'il en est exactement?; 〈m.b.t. mechanisme〉 comment est-ce que cela fonctionne?daar zit 'm de moeilijkheid • voilà le hicergens heel aardig zitten • être très bien qp.〈 figuurlijk〉 er zit iets achter • il y a qc. là-dessoushet zit er (dik) in • il y a (bien) des chanceshet zit er dik in dat … • il y a gros à parier que …er zit niets anders op dan … • il n'y a rien d'autre à faire que de … 〈+ onbepaalde wijs〉dat zit wel goed • pas de problèmeshet zit los • cela ne tient paszit stil! • ne bouge pas!hij zit altijd thuis • il ne sort jamais de chez luiwaar zit hij toch? • où peut-il bien être?aan het raam zitten • être à la fenêtreaan tafel zitten • être à tableaan de koffie zitten • être en train de prendre le café〈 figuurlijk〉 ik zit al een uur boven mijn opstel • cela fait déjà une heure que je travaille à ma rédactionin het bestuur zitten • être membre du comitéin het derde jaar zitten • être en troisième annéenog in de kleine kinderen zitten • avoir encore des enfants en bas âgehet zit in de familie • c'est dans la familleonder de verf zitten • être couvert de peintureop een kantoor zitten • travailler dans un bureauop school zitten • aller à l'écoleer zit een vlek op je jurk • il y a une tache sur ta robe〈 met een gebaar naar de keel〉 het zit me tot hier! • j'en ai jusque-là!zit! • assis!die stoel zit lekker • cette chaise est confortablehet zit eraan te komen • ça vientwegens diefstal zitten • être en prison pour volwij zijn (hier) blijven zitten • nous sommes restés iciergens mee blijven zitten • ne pas arriver à se débarrasser de qc.op school blijven zitten • redoubler une classe〈 figuurlijk〉 laat maar zitten • 〈doe niets; ook m.b.t. gesprek〉 laisse(z) tomber; 〈m.b.t. wisselgeld〉 garde(z) la monnaiehij heeft zijn vrouw laten zitten • il a abandonné sa femme〈 figuurlijk〉 het er niet bij laten zitten • 〈 er werk van maken〉 s'occuper de qc.; 〈 iemand belonen〉 exprimer sa gratitudeiets niet op zich laten zitten • ne pas accepter qc.die zit! • 〈 rake opmerking〉 c'est bien envoyé!daar zit het hem niet in • ce n'est pas çadaar zit wat in • il y a du vrai là-dedans〈 figuurlijk〉 en als dat gebeurt, dan zit je • et si cela arrive, te voilà dans le pétrinerdoorheen zitten • n'en plus pouvoirhet zit erop • voilà une bonne chose de faite!de vakantie zit erop • les vacances sont terminéesdat zal hem niet glad zitten • il le payera cherdat idee zit mij niet lekker • cette idée ne me plaît pashet zit dat meisje niet mee • cette fille n'a pas de chancewaar zit het hem in? • à quoi cela tient-il?aan iets zitten • toucher à qc.achter iemand, iets aan zitten • courir après qn., qc.hoe zit het dan met …? • qu'en est-il de …?〈 figuurlijk〉 met iets zitten • ne pas savoir que faire de qc.met een probleem zitten • avoir un problème
См. также в других словарях:
après — [ aprɛ ] prép. et adv. • Xe adv.; bas lat. ad pressum, de pressus « serré », qui s est substitué en Gaule à l adv. class. post I ♦ Prép. (v. 1130) 1 ♦ Postérieurement dans le temps. Le printemps vient après l hiver. Après la naissance de Jésus… … Encyclopédie Universelle
autre — [ otr ] adj., pron. et n. m. • altre 1080; lat. alter, accus. alterum I ♦ Adj. A ♦ Épithète antéposée. 1 ♦ Qui n est pas le même, qui est distinct (cf. Allo , hétér(o) ). L autre porte. Par l autre bout. « Nous approuvons, pour une idée, un… … Encyclopédie Universelle
autre — Autre, com. gen. Il vient de ce mot Latin, Alter, Tout ainsi que Altro, Italien, et Otro, Espagnol, Et signifie une seconde chose par presupposition d une premiere. Car quand on dit, de quelque chose que ce soit, Un autre, ou une autre, on… … Thresor de la langue françoyse
apres — Apres, Post, Posterius, Dein, Deinde, Mox, Postmodum. Par ordre, l un apres l autre, Deinceps. Cy apres, In posterum, Posthac. En apres, Dein, Deinceps, Exin, Tum autem, Porro, Itémque. Qui vient apres, Posterior. Venir apres, Post venire. Un peu … Thresor de la langue françoyse
après — APRÈS. Préposition de temps, d ordre et de lieu, qui s emploie en parlant, soit des personnes, soit des choses, et qui sert à marquer celles qui suivent les autres. Après le déluge. Après la vocation d Abraham. Après la naissance de Jésus Christ … Dictionnaire de l'Académie Française 1798
aprés — Aprés. Prepos. qui marque posteriorité d ordre ou de temps. Ensuite. Je ne passeray qu aprés vous. Trajan fut Empereur aprés Nerva. il promet de payer aprés Pasques. il ira là aprés Vespres. aprés le Sermon. marcher l un aprés l autre. aprés la… … Dictionnaire de l'Académie française
après-guerre — [ aprɛgɛr ] n. m. • 1903; de après et guerre ♦ Période qui suit une guerre. Des après guerres. ⊗ CONTR. Avant guerre. ● après guerre, après guerres nom masculin ou féminin Période qui suit une guerre. ● après guerre, après guerres (difficultés)… … Encyclopédie Universelle
autre — (ô tr ) adj. et pron. 1° Adj. Quin est pas la même personne ou la même chose. D autres causes. D autre part. D un autre côté. Il pense une chose, il en dit une autre. Parler d autre chose. Se retirer dans quelque autre pays. On ne fit autre… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
après — (a prê. L s se lie : après un an, dites : aprê z un an) prépos. et adv. 1° Préposit. Marquant la postériorité, c est à dire qu une chose en a suivi ou en suivra une autre dans l espace ou dans le temps. Marcher après quelqu un. Après le départ … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
Après coup — Concept émergent chez Freud, que Lacan va mettre en exergue pour ce qui concerne la temporalité et la causalité psychique en psychanalyse. Freud emploie ce terme pour marquer le remaniement après coup par le psychisme d événements passés, ce qui… … Wikipédia en Français
après-demain — [ aprɛd(ə)mɛ̃ ] adv. • 1531; v. 1215 en loc.; de après et demain ♦ Le jour qui suivra demain, dans deux jours. Revenez après demain. Nous partirons après demain matin. C est prévu pour après demain. L affaire a été renvoyée à après demain. ⇒aussi … Encyclopédie Universelle